Der Golem (1920) – Een slechte verbeelding van leven uit klei

Paul Wegener & Carl Boese – The Golem (1920)

Toen hij uit mijn blog meende op te mogen maken dat dat verhaal over de Golem mij mateloos boeide (dat had hij overigens goed opgemerkt) leende een collega mij zijn kopie van ‘Der Golem’, een film die in 1920 werd geregisseerd door Paul Wegener en Carl Boese.

Eerder blogde ik al over andere verhalen over de Golem (van bijvoorbeeld Wiesel en Singer) en verbond ik dat verhaal met de sociologische theorie over de zondebok bij Girard.

Allereerst moet ik opmerken dat ik het moeilijk vind om een film uit 1920 te beoordelen, omdat de vergelijking met een hedendaagse film natuurlijk mank gaat. Je luistert naar muziek bij een verder stomme film. De mimiek moet het ‘m doen en die wordt dus sterk uitvergroot. De te lezen teksten maken van het geheel een lopend verhaal en dat maakt de film best boeiend om er naar te kijken. Door die stomheid heeft de film overigens veel weg van de enscenering in een toneelstuk (in – jawel – 5 bedrijven), maar ook met een toneelstuk kon je in die tijd nog meer dan met een stomme film: in die stomme film moest echt alles worden uitgebeeld (of worden uitgeschreven).

Maar daarmee is dan ook meteen wel alle positiefs over deze film gezegd. Daar waar ik eerder nog wees op de verschillen tussen de verhalen die ik las, herken ik hier weinig meer in van wat ooit het originele verhaal geweest moet zijn. Rabbi Löw is in deze film verworden tot een magische kunstenaar, de Golem tot een stram bewegende powerpop die kunstjes voor hem uitvoert en in niets lijkt het verhaal meer op de omgekeerde zondebok die ik steeds herkende in de andere verhalen.

Heel even gaat het wel over de onderdrukking van het Joodse volk in het Praag van de 16-de eeuw, maar van het door Girard geschilderde zondebok-mechanisme vinden we niets meer terug in de film. In de verhalen van Wiesel en Singer (zoals overigens ook in het verhaal dat ik ooit kocht op straat in Praag en in het verhaal dat Harry Mulisch als verhaal binnen een verhaal vertelt in ‘De procedure‘) gaat het over de Joodse inwoners van Praag die ervan worden beschuldigd dat zij het bloed van christenkindjes zouden drinken. Het sociologisch sjabloon van Girard past daar steeds overheen en ik heb eerder laten zien hoe het verhaal van de Golem dat patroon opvallend doorbreekt: als de zondebok die onopvallend ontsnapt aan dat patroon en hoe de Golem daar een rol in speelt. Maar in deze film redt de Golem niet zo’n christenkindje (en daarmee het Joodse volk van Praag), maar redt hij de keizer nadat zijn magische meester (een farce van de echt Rabbi Löw uit het originele volksverhaal) zijn kunsten heeft vertoond en de keizer hem uitlacht.

Ik ken natuurlijk het argument. Met beelden kun je weliswaar minder uitgebreid vertellen, maar ze kunnen veel meer kracht hebben. Dat mag zo zijn, maar de angel is er wat mij betreft wel een beetje uit. Ook het opzichtige liefdesverhaaltje dat er tussendoor wordt geweven (de opbloeiende romance tussen de dochter van Rabbi Löw en de boodschapper van de keizer) past niet bij het originele verhaal (waar in de versie van Singer wel een romance ontstaat tussen diezelfde dochter en de Golem, maar daar wordt het vloeiend in het verhaal ingepast). En als klap op de vuurpijl wordt het levendmakende woord in deze film onttrokken aan een boze opgeroepen geest, terwijl dat woord in de andere verhalen toch echt aan Rabbi Löw (als één van de rechtvaardigen) wordt gegeven door Gezegend zij Zijn Naam die wij soms met te groot gemak maar God noemen.

Nee, geef mij de verhalen van Wiesel en Singer maar die – ook geromantiseerd – toch veel dichter blijven bij het originele verhaal en daarmee zichtbaar maken hoe zwaar antisemitisme moet hebben gewogen voor het Joodse volk dat daar eeuwenlang onder gebukt is gegaan (en dat nog gaat als bijvoorbeeld onder de dekmantel van liefde voor dieren onverdoofd slachten onder de ‘liberale’ hamer gaat). Bij Van de Beek las ik een tijd geleden dat de strijd tegen de Islam in historisch perspectief vaak werd gevolgd door rassenhaat tegen Joden. Ik hoop er vurig op dat het Nederlandse volk wat dat betreft tot inkeer komt. Hoe dan ook: in deze roerige tijd zullen onze Joodse landgenoten weinig troost vinden bij deze film van Wegener; waar ze die troost misschien wel zouden kunnen putten uit het volksverhaal dat Elie Wiesel uiterst krachtig heeft vertaald in een het ontroerende boekje met dezelfde titel (met tekeningen van Podwal).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.