Dat was weer eens literatuur met een L
’t Was dat ik Bart een paar weken geleden tegenkwam die me vertelde dat Marcel Möring nu echt weer een prachtig boek had geschreven; anders was het boek, ben ik bang, ongelezen in de kast blijven staan. Want laat ik eerlijk zijn: na de porno van ‘Dis‘ had ik het met Möring wel een beetje gehad… Eerder deed ik in mijn blog over zijn ‘Het beloofde leven‘ naar aanleiding daarvan een oproep aan Möring om Levinas er voor zijn nieuwe roman nog eens op na te slaan. En het lijkt wel of hij die oproep gelezen heeft!
Met ‘In Babylon‘, het boek dat zich in retroperspectief op dezelfde berg/heuvel af blijkt te spelen als ‘Louteringsberg‘, zat het voor mij al een beetje op het randje, maar toen maakte de literatuur met een L veel goed van wat Möring in mijn ogen met sex kapot maakte. In dit nieuwste boek speelt sexualiteit wel een rol, maar vooral als vervulling en in evenwicht met andere problemen en uitdagingen die spelen in het leven van Marcus Kolpa (die eigenlijk Polak heet). Bergen Belsen komt langs. De worsteling met zijn identiteit staat centraal (en, ja, ook welke rol sexualiteit daar (niet) bij speelt), maar het draait om verhaal en bespiegeling en sex hoeft dat niet meer (aan de haren erbij gesleept) op te leuken.
Op vakkun(d/st)ige wijze vervlecht Möring de dood van zijn moeder, de zorg voor/angst om en relatie met zijn dochter, de verdwijning van zijn vrouw, de roerige jaren ’70 en de afzondering van de wereld in een groot huis op de louteringsberg tot een prachtig verhaal over een man op zoek naar zijn identiteit. Wat hij heeft gedaan, is hem overkomen en hij begrijpt het niet. Wat hij heeft, is hem in de schoot geworpen en hij staat er verbaasd naar te kijken. En wat de mensen daarvan vinden, interesseert hem niet meer. Wat overblijft is één grote vraag: wie ben ik en waartoe ben ik hier (op die louteringsberg)? Soms leiden die bespiegelingen af van het verhaal en lees je er snel doorheen (zonder dat tot je doordringt wat Möring precies schrijft), maar een andere keer helpen ze je om nog beter te begrijpen wie Marcus Kolpa nu eigenlijk is en wat hij van zichzelf vindt; telkens opnieuw op een kruising van levenswegen die hem inzicht (kunnen) geven in wie hij is en waar hij vandaan komt.
Het verhaal speelt zich af in het eerste decennium van de 21ste eeuw. “De valse glans van de seksuele revolutie was gedoofd en de hele samenleving leek pas op de plaats te maken en na te denken over de vraag wat er toch was gebeurd toen iedereen zo ongelooflijk driftig bezig was geweest met elkanders genitaliën“. Het grootste gedeelte van het verhaal bestaat dan ook uit de flashbacks die je soms op het verkeerde been zetten, maar die je toch helpen om het leven van Marcus samen met hem te reconstrueren (ook met ‘Het beloofde leven‘, ‘Dis‘, ‘In Babylon‘ en met andere boeken lijkt Möring je daarbij te willen helpen). Zelf dacht Marcus in de woorden van zijn dochter Rebecca en van zijn vriend Albert als een Oblomov (leuk om die vergeten naam weer eens tegen te komen) afstand genomen te hebben van dat leven, maar als zijn dochter aankondigt in Londen te willen gaan studeren, blijkt hij nog met alle vezels van zijn bestaan aan haar leven verbonden te zijn: “Toen ze half zingend en huppelend de kamer uitging, was ik achtergebleven en had ik voor het eerst in mijn leven een paniekaanval gehad, compleet met dichtgesnoerde keel, knellende borst, een fladderende angstvogel in het hoofd en bloederige visioenen van inbrekers, verkrachters, dronken taxichauffeurs, metrobotsingen, noem maar op“; om er vervolgens achter te komen dat die angst zijn dochter – al is het maar een beetje – in de weg zit om los te komen van hem: “‘Angst?’ Ik vroeg waarom ze het over angst had. Ze schonk nog wat wijn bij en keek me lang aan. Ineens dacht ik: ze is helemaal geen meisje meer. Zevenentwintig. Ze is een jonge vrouw met een vol en rijk eigen leven… Op haar plaats… ‘Ik denk dat jij altijd bang bent’, zei ze. ‘Of ik wel gelukkig ben. Of ik veilig ben. Of ik niet eenzaam ben.’ Ik knikte… Ze lachte”.
Hoewel het boek soms leest als een thriller (bladzijde na bladzijde meeslepend), is het dat zeker niet. Prachtige en subtiele aanwijzingen worden achteloos opzij geschoven of pas na lang aandringen opgepakt. ‘Louteringsberg‘ vertelt daardoor het prachtige verhaal van een joodse jongen die op zoek naar zijn wortels verdwaalt in de grote boze wereld (wat dat betreft zou je het zelfs een sprookje kunnen noemen, inclusief een donker bos en het prachtige ‘en ze leefden nog lang een gelukkig…‘ aan het einde van het boek: “Dat wil ik. Alles wat ik altijd al had“). Als bespiegelend schrijver is Möring soms wat langdradig, maar nog sterker dan in zijn debuut (‘Mendels erfenis‘, 1990) weet hij onder woorden te brengen hoe eenzaam een Jood in Nederland na de kampen kan zijn; zonder ouders of andere verwanten; zijn volledige familie uitgeroeid en ontworteld.
Ja, dit was weer eens literatuur met een L. Prachtig!