Hoe onveilig kan het voelen in Nederland?
Deze blog werd ook gepubliceerd op theologie.nl, een site van KOKBoekencentrum
Thuis eten we ondertussen een jaar vegetarisch. Die keuze maakten we bijna van de ene op de andere dag. Hoewel daar theologisch gezien misschien het nodige op valt af te dingen, is wat mij betreft (te)veel vlees voor het lijf wat Prediker over veel lezen zegt: dat mat het lichaam af. Dat (te)veel vlees ongezond is voor het lijf was overigens niet de enige reden dat we op vleesloos overstapten thuis. Het gezonde argument werd versterkt door de lezing van ‘Dieren eten‘ van Jonathan Safran Foer (waar ik eerder een blog over schreef). Niet alleen vlak voor hun dood, maar ook bij leven laten wij de dieren die wij eten onnodig lijden, is de stelling van Foer. Hoewel die stellingname natuurlijk niet onomstreden is, heeft dat mijn kijk op dieren eten ernstig ter discussie gesteld.
Vlak na ons besluit om op vleesloos over te stappen volgde een politieke discussie, waarbij ik me – mede naar aanleiding van het boek van Foer – bijzonder onprettig voelde. Ik vond de stellingname van de Partij voor de Dieren in het debat over het ritueel – in hun woorden: onverdoofd – slachten nogal hypocriet en selectief en schreef ze daarover zelfs een mail; zo verontwaardigd voelde ik me over zoveel onrecht. Ik vond het o zo gemakkelijk om – een graantje meepikkend van het angstige sentiment dat werd/wordt gecultiveerd door de PVV – een minderheid aan te wijzen en hen aan te spreken op gedrag dat afwijkt van de norm van de meerderheid. En een woordvoerder van de PvdD reageerde door dat te bevestigen: als het niet lukt om bio-industrie en industriële slacht aan te pakken, laten we het dan tenminste proberen met een verbod op onverdoofd ritueel slachten. Want onderschat niet, vulde de woordvoerder aan, dat het hier toevallig wel om in totaal 2.000.000 dieren per jaar gaat (met de slag om de arm dat niet eens bekend is, hoeveel het er precies zijn).
Toen me dat onprettige gevoel bekroop (wat klopt hier niet?) dacht ik ook aan onze Joodse (en Islamitische) landgenoten. Marcel Möring heeft er zijn levenswerk van gemaakt om zijn vertellingen rondom dat thema op te bouwen (zoals recent in zijn ‘Louteringsberg‘ waarin hij Marcus Kolpa als Jood verklede Hollander beschrijft). En ook Lody van de Kamp heeft in bijvoorbeeld ‘Alleen‘ indringend geschreven over de eenzaamheid die de Joodse Erna ervaart in het vijandige Holland. Daar hebben wij – mede gebaseerd op de geschiedenislessen uit onze vroege jeugd – als nuchtere Hollanders toch andere beelden bij. Daarbij refereren we aan verzet en stoere verhalen, maar de grijze meerderheid die zweeg (waar we daarna ook wel over hoorden) blijft in ons collectieve geheugen zorgvuldig buiten beeld.
En toen was daar ‘Dagboek van een verdoofd rabbijn, Persoonlijke notities bij een politieke aardverschuiving‘, het nieuwste boek van Lody van de Kamp. Nu hij zich niet meer hoeft te verschuilen achter een personage in zijn romans en hij kritisch en eerlijk durft te kijken naar eigen beweegredenen en open op tafel durft te leggen wat de discussie over onverdoofd slachten met hem en zijn lotgenoten doet, ben ik erg geschrokken. Het is veel erger dan ik op basis van de romans van bijvoorbeeld Möring en Van de Kamp dacht. Die beelden waren indringend, maar fictief. Dat maakte het blijkbaar mogelijk om ze op afstand te houden. Maar nu ik bij diezelfde Van de Kamp las over wat hij persoonlijk op tafel legt – dat de discussie over rituele slacht collectieve herinneringen wakker roept aan WOII – veroorzaakte dat bij mij in eerste instantie weerstand. Wordt dat er nu niet een beetje met de haren bijgesleept? Zo erg is het toch niet? Maar bij nader inzien: zo beleeft Van de Kamp dat blijkbaar dus wel. Anders had hij dat vast niet zo uitdrukkelijk op papier gezet!
Hij doet moeite om die twee – antisemitisme en de discussie over ritueel slachten – uit elkaar te trekken, maar de opstelling van partijen als PvdD, PVV en SP maken hem dat bijna onmogelijk. Zij hebben hun stellingen reeds betrokken, als Van de Kamp in gesprek met hen wil gaan. Zij bevestigen het beeld dat ik zelf kreeg bij de discussie over dit onderwerp. En ze baseren zich volgens Van de Kamp op onjuiste gegevens.
Met een steeds terugkerend beroep op de Talmoed blijft Van de Kamp benadrukken dat een sjocheet (de Joodse naam voor een rituele slachter) zijn werk vanuit een sterk besef van respect voor dieren uitvoert (Van de Kamp is decennia lang zelf ook sjocheet geweest, deed daarvoor een 6-jarige opleiding en spreekt dus uit ervaring). Bij industriële fok en slacht is dat volgens Foer wel anders.
Door Van de Kamp legde ik mijn beelden over oorlog en antisemitisme weer eens onder een vergrootglas. Dat voelde ongemakkelijk en confronterend en in een reflex verdedigde ik me tegen zijn aanval; of – bij nader inzien – volgde ik mijn vooroordelen en beelden en dacht ik dat ik aangevallen werd. Het opvallende in dit boek vind ik achteraf gezien nu juist dat Van de Kamp helemaal niet aanvalt. Hij laat alleen maar zien wat de cultivering van angstig sentiment met hem doet en welke collectieve herinneringen dat wakker roept; niet alleen bij hemzelf.
Jarenlang hebben we minderheden gedoogd in ons land. Ze waanden zich daardoor eeuwenlang veilig hier. Ik vind het een verdienste van Van de Kamp dat hij laat zien dat een land als Nederland langzamerhand helemaal niet zo veilig meer voelt voor minderheden. Ik hoop dat hij ermee bereikt dat nog meer (politieke) mensen zich bezinnen op hun standpunten en vooral op de gevolgen die zulke standpunten kunnen hebben voor mensen van vlees en bloed.
Het religieloze (soms zelfs -hatende) Nederland heeft geen ruimte meer voor andersdenkenden. Humanisme en individualisme bepalen het hedendaagse debat over normen en waarden en vormen het dictaat, waaraan iedereen moet voldoen. Daarmee maken we het onze Joodse broeders en zusters niet gemakkelijk om zich veilig te kunnen voelen in Nederland.