‘Poetry’ – Ingetogen, soms vervreemdend en toch mooi
En opnieuw was het Willem Jan Otten die me op het spoor bracht van een mooie film (soms blijven z’n aanraders even liggen, maar vroeg of laat komt het er toch van. Hij schreef zijn verhaal over ‘Poetry‘ in Trouw – Letter & Geest van 31 januari 2015).
Het voelt als gluren naar een andere cultuur; kijken naar een film over het leven van een vrouw van 66 in Zuid-Korea. Er gebeuren dingen die je vanuit onze cultuur niet kunt en ook niet wilt plaatsen. Dat werkt vervreemdend, maar tegelijkertijd is het verhaal zo universeel dat je blijft kijken. Je wilt weten hoe het eindigt, maar ergens voel je dat het niet goed af kan lopen. En dat laatste blijkt dan niet te kloppen; gelukkig… Hoewel: zo’n open einde heb ik nog niet vaak aan een film gezien. Het kan vanaf het einde nog alle kanten op.
In de film volgen we Mija; soms tot op de huid; als ze zich letterlijk uitkleedt of verregend naar een leeg blaadje zonder gedicht staart en daarna rillend van de kou in een bus stapt. Je probeert mee te voelen wat ze moet voelen. Je ervaart hoe Alzheimer zich nestelt in haar hersens. Je voelt je met haar machteloos als ze toeziet hoe haar kleinzoon zich wentelt in nutteloze TV-beelden; terwijl je met haar weet dat die jongen een meisje op school heeft verkracht.
De film begint met het eindeloos stromende water waar het ook mee eindigt. In dat zelfde water drijft vervolgens het meisje Heejin voorbij; dood, omdat ze het leven niet meer aan wilde; omdat ze structureel werd verkracht door een groep kwajongens in haar klas; waarvan er één, Jongwook, de kleinzoon van Mija is.
En wat doe je, als je weet dat je zoon een meisje heeft verkracht? Dan roep je als vader in Zuid-Korea blijkbaar de andere ouders van de jongens bij elkaar en bespreek je hoeveel geld er bij elkaar gelegd moet worden om de schande bij de moeder van Heejin af te kopen. En precies hier begint de verwarring en vervreemding toe te slaan. Dat lijkt me nou niet het eerste wat we in Nederland zouden doen. Misschien zouden we als ouders ook bij elkaar zitten, maar we zouden elkaar verslagen en wanhopig aankijken; niet wetend wat te doen. Dit is kapot en daar valt helemaal niets meer aan te repareren. In Nederland zouden we met lege handen staan. En waarschijnlijk zouden we het als taboe doodzwijgen; met hetzelfde effect.
Maar ook in Zuid-Korea gaat het van kwaad tot erger. De vaders van de andere jongens weten er wel raad mee. Die hebben geld. Maar Mija heeft dat geld niet en ze vertelt haar dochter – die ver weg in Seoul werk gevonden heeft – niets; hoewel het de bloedeigen zoon van die dochter betreft. Mija probeert het zelf uit te vechten, maar ze staat er alleen voor. Eerst bedelt ze nog bij één van de zelfvoldane vaders om een lening, maar als die weigert om mee te werken verkoopt ze plaatsvervangend haar eigen lijf om het losgeld voor haar kleinzoon te kunnen betalen; alsof ze Jezus herself is.
’s Lands wijs; ’s lands oneer, dacht ik nog; alsof wij weten hoe we met zoiets om moeten gaan. Ik vond het verhaal schokkend, omdat ik me met mijn cultureel besmette ogen niet voor kan stellen dat je zoiets af kunt kopen; af mag kopen. Dat doe je toch niet! Maar wat dan wel? Want wat zou ik doen, als mijn zoon op school… Later… Over een paar jaar al misschien… Dan blokkeert het bij mij. Zover wil ik niet denken, want ik hou van mijn zoon. En mijn zoon die zoiets zou doen… Zover wil ik niet denken; merk ik. En dat vind ik nu confronterend; dat ik hiermee niet uit de voeten kan; er zelfs geen beginnetje mee wil maken; hoewel ik het tijdens de film eerder als enorm vervreemdend ervoer.
Maar ik begon deze blog met vast te stellen dat ik de film niet alleen als vervreemdend, maar ook als universeel heb ervaren. Bij het schrijven van een blog als dit weet ik namelijk ook nooit waar ik moet beginnen en al helemaal niet waar het zal eindigen. En dat is precies wat Mija blokkeert. Want dwars door de verhaallijn van de plaatsvervanging loopt ook het verhaal van het dichten heen. Mija heeft zich namelijk ingeschreven voor een cursus dichten en gaat af en toe zomaar ergens zitten, pakt een boekje en schrijft 1 of 2 regels op papier; iets wat lijkt op een beginnend gedicht, maar dat nooit wordt; omdat ze geen idee heeft waar te beginnen of verder te gaan. Je moet luisteren naar je gevoel; vertelt de één haar. En een ander zegt dat ze verder moet zoeken; en verder; maar waar en in welke richting? Je ziet haar zoeken; en worstelen; en steeds dichter tot de waarheid naderen; hoe dichter ze bij haar gevoel durft te komen.
Maar nog universeler werd het bij dat ene zinnetje dat bij me bleef haken. De Zuid-Koreaanse cultuur laat zich in deze film zien als een harde, zakelijke omgeving, waar alles met geld geregeld en toegedekt kan worden. Daarom bleef dat ene zinnetje des te nadrukkelijker haken: “mijn juffrouw vertelde me dat ik een goede dichteres zou worden; daarom heb ik recent besloten om me in te schrijven voor die cursus”. Negatieve energie en ontkenning van persoonlijke waarden houdt gevangen, maar opbouwende waardering geeft openheid naar nieuwe werelden. Natuurlijk worden die werelden niet op een presenteerblaadje aangeboden en soms duurt het voordat ze landen en omarmd kunnen worden (Mija had 60 jaar gewacht voordat ze aan de waardering toe durfde geven).
Naast de kille cyclus van kwaad tot erger doorbreekt dat ene zinnetje – waarmee ze zichzelf verantwoordt voor deelname aan een stomme cursus dichten – de kille sfeer waarin de hele film verder is gehuld. Liefde en waardering kunnen die kille wereld openbreken en hoop op doen vlammen. Het geeft Mija de ruimte en kracht om plaatsvervangend op te treden en dichter toe te groeien naar haar diepste zelf. Het is niet veel; dat straaltje hoop. Maar het biedt perspectief voor een positiever vervolg na het open einde van de film.