We weten het zo goed; zolang het over een andere zondebok gaat
Soms word ik er wel eens moe van; van die drang om alles tegelijk te lezen en te kijken. Maar een andere keer vallen daardoor stukjes in elkaar, waarvan ik de samenhang anders niet gezien zou hebben. En ook deze keer wordt de puzzel van de zondebok er voor mij completer van.
René Girard en de zondebok
Voordat ik met die puzzelstukjes verder ga heb ik wel eerst een disclaimer. Veel van wat ik denk en schrijf wordt de afgelopen jaren gekleurd door wat René Girard schreef over de zondebok. Afgelopen zomer las ik nog zijn ‘God en geweld’. Vaak gebruiken we geweld tegen een zondebok om uit te kunnen sluiten dat we onder ogen moeten zien dat we een vloek aan onszelf te danken hebben.
Ziekte en zorg voor gezondheid
Gisteren hoorde ik iemand bijvoorbeeld debiteren dat iemand een hartaanval aan zichzelf te danken had. Hij was immers dik en had zijn hele leven nauwelijks aandacht besteed aan zijn lichamelijke gezondheid? Ik zou het zelf gezegd kunnen hebben over een slachtoffer van COVID-19. Maar door dat te doen, laat ik de lijdende ander in de steek. Omdat ik niet dik ben, hoef ik me niet bezig te houden met de vraag of ik Corona kan krijgen of niet. Maar ondertussen lijdt de ander in de eenzaamheid van onbegrip en schuldgevoel.
Wat weten we eigenlijk over de ander?
Want wat weten we nou helemaal van de mensen in onze (directe) omgeving? Een aantal boeken die ik de afgelopen weken las en nog steeds lees lieten dat pijnlijk zien:
- Roger Martin Du Gard/De Maumort schrijven over de vader van Maumort die de laatste 6 jaar van zijn leven werd verzorgd door zus de Maumort; Henriëtte. Henriëtte leek het 6 jaar lang met toewijding te doen, maar pas na de dood van haar vader komt De Maumort er achter dat dit een bijna ondraaglijke last voor zijn zus is geweest.
- In ‘Black and Blue‘ waagt Alicia haar leven om de waarheid aan het licht te brengen, maar niemand gelooft haar en bijna iedereen laat haar in de steek of wil haar offeren als zondebok.
- In ‘Een vrouw in de poolnacht‘ laat Ritter zien dat ieder zijn oordeel klaar heeft als zij in 1934 besluit om af te reizen naar Spitsbergen, omdat zij daar samen met haar man wil overwinteren. Niemand vraagt verder en ook ik begreep pas na het lezen van het boek wat haar bewoog. Hoewel: een vrouw die haar kind in Oostenrijk achterlaat en haar man achterna reist die haar in feite al 3 jaar alleen heeft laten stikken? Ik begrijp er werkelijk nog steeds niets van!
- In ‘Hoe vang ik een rat?‘ maken Engelfriet en Van der Geer aannemelijk dat er achter het masker van de rat (je weet wel: degene waarvan je meteen ziet en weet dat hij je een rattenstreek kan leveren) een onoverbrugbare eenzaamheid schuilgaat. De rat moet alle sporen wissen van wat hij doet. En hij/zij moet onthouden wat hij/zij tegen wie heeft gelogen om het kaartenhuis van zijn/haar leven overeind te houden.
Ik weet het allemaal zo goed; voor een ander. Maar in feite weet ik niets. Zolang ik niet verder vraag zie ik alleen wat voor ogen is en blijft het gissen naar de beweegredenen voor dat gedrag.
Roddel en achterklap over de zondebok
Girard zegt dat we dat allemaal doen en de grootste fout die ik daarin kan maken is dat ik – vaak om mijzelf te beschermen tegen het geweld dat de ander mij aan zou kunnen doen – over de ander denk vanuit mijn eigen achtergrond. En nog erger: dat ik over die ander (nadat ik hem gelijk aan mijzelf heb gemaakt; aldus Levinas) verhalen vertel aan anderen. Mijzelf ken ik het best, maar zou het zo kunnen zijn dat de ander anders denkt en voelt als ik?
Een ander – ook een zondebok – is anders
We denken vanuit onze eigen vooroordelen over de ander; ik wel tenminste. En daarmee doe ik hem of haar geweld aan (in mijn achterhoofd hoor ik opnieuw Levinas die dit gezegd zou kunnen hebben). De ander is anders als ik en ik ben daar bang voor. Maar alleen als ik hem als ander kan zien, bewogen met hem of haar zoals Jezus dat was in Matteüs 14, kan ik er voor de ander zijn; naar hem luisteren; verder vragen of haar verlossen uit eenzaamheid.
Wel of geen compromis?
Girard en Levinas gaan daarbij elk compromis uit de weg. Daardoor kan de balans – ben ik bang – doorslaan naar de andere kant: dat ikzelf als zondebok beladen met de vloek van anderen de woestijn wordt ingestuurd.
Engelfriet en Van der Geer (die van de rattenvanger) zijn daar genuanceerder over. De eenzaamheid van de ander en mijn eigen eenzaamheid hebben met elkaar te maken en de pijn van de ander is niet groter of kleiner dan de mijne. Je mag daarin keuzes maken: hoeveel heb ik ervoor over om mijn eigen pijn en die van de ander op te ruimen door vanuit bewogenheid op zoek te gaan naar wie de ander is; naar de eenzame ander die in hun geval achter rattenstreken schuil gaat.
Wat heb jij er voor over?
We weten het zo goed; als het over een ander gaat. Maar durven jij en ik te kijken naar de rol die we daar zelf in hebben? En hebben we onze eigen kwetsbaarheid ervoor over om die kloof tussen mijn wereld en die andere wereld zo te overbruggen dat we elkaar nabij kunnen komen?
Daar is – zeggen Engelfriet en Van der Geer ook – moed voor nodig. Maar – zeggen zij – daarbij mag je afwegen wat het je waard is. Want wat als die ander volhardt in zijn eigen gelijk en/of rattenstreken?
Jezus’ bewogenheid kwam vanuit zijn darmen (de letterlijke betekenis van σπλαγχνιζομαι; splangizomai). Durf je vanuit je buik te voelen hoe de ander eenzaam is en lijdt? Jezus was daarin uiteindelijk net zo compromisloos als Levinas en Girard graag zouden willen zijn. Tot hoever wil ik, wil jij, daarin gaan?