Buchenwald en onderwijs: hoe krijgt dat betekenis?
Luister naar deze blog op Spotify
Inleiding
In 2010, 2010 en 2017 blogde ik er al over en Geert Mak waarschuwde er afgelopen weekend in Trouw opnieuw voor: geschiedenis herhaalt zich nooit. Maar als historicus heb je wel de verantwoordelijkheid – vindt Mak – om te waarschuwen voor de parallellen met die geschiedenis. En die overeenkomsten met de voorgeschiedenis van Auschwitz en Buchenwald zijn er wel! Maar het vervelende is – en dat valt me de laatste tijd steeds vaker en indringender op – dat we weg bewegen van een oorlog die we nooit meer mee wilden maken. Ik kende nog mensen die de Tweede Wereldoorlog overleefden. Maar mijn kinderen en ik maken hopelijk nog mee dat het einde van die oorlog alweer 100 jaar geleden is. Daardoor valt zo’n waarschuwing van Mak in andere aarde dan 20 à 30 jaar geleden. Het landt niet meer bij iedereen, omdat de herinnering steeds meer door indirecte verhalen wordt overgeleverd.
Mijn interesse voor de Tweede Wereldoorlog, Auschwitz en Buchenwald
Ik ben eigenlijk best benieuwd: wie herkent het Buchenwald uit de titel nog? Zelf noem ik de namen Buchenwald en Auschwitz – waarschijnlijk omdat ik er ben geweest – vaak in één adem. Je zou zo’n KZ (afkorting voor het Duitse Konzentrationslager) met recht de hel van onze tijd kunnen noemen. Dat willen we nooit meer! Toch?
Maar waarom die interesse voor een oorlog die steeds verder weg lijkt te zakken in vergetelheid? Voor mij is dat helder, want mijn vader werd 13 toen de oorlog eindigde. Hij heeft die oorlog bewust meegemaakt. En nee: hij kende geen verzet in zijn directe omgeving en deed er niet aan mee. En zijn vader – mijn opa – schreef in zijn dagboek vooral over de prijzen van de bollen (hij was bollenkweker). Heel even, één keer, kwam de oorlog dichterbij in zijn dagboek. Krap een kilometer verder ontplofte een bom die als ballast was gedumpt. Er was een scherf uit de muur van zijn huis geslagen en mijn vader kon nog aanwijzen waar dat was.
Mijn vader kende Buchenwald niet, maar hij maakte de oorlog wel bewust mee
De oorlog kwam voor mijn vader pas na de oorlog heel dichtbij. In de zomer na de bevrijding overleed zijn broer aan difterie. En daarmee was hij een indirect slachtoffer van de oorlog. Zonder oorlog had hij nu misschien nog geleefd. Daarom heet ik Karel. Mijn ouders vernoemden me naar de oom die toen overleed. Voor mij leeft die oorlog dus nog steeds. Mijn vader vertelde er weinig over; ook niet toen ik met hem in Sachsenhausen was. Maar ik las wel dat dagboek van m’n opa. En die klote-oorlog greep me. Ik las alles wat los en vast zat. En ik bezocht de kampen: Auschwitz, Birkenau (met een vriend), Buchenwald en Dora (alleen), Sachsenhausen (met m’n vader), Westerbork en Bergen Belsen (met m’n dochter en later met een vriend) en Natzweiler (met m’n zoon en vrienden). Ik was nieuwsgierig en de oorlog greep me.
Semprun en Frankl over Buchenwald en Auschwitz
Maar na al die jaren dacht ik dat ik alles wel gelezen had; en alles had gezien. Maar daarmee had ik buiten Viktor E. Frankl (De zin van het bestaan over Auschwitz, 1946) en Jorge Semprun (De grote reis naar Buchenwald, 1963). Ik las beide boeken naast elkaar. Dat was toeval. En voor beide boeken had ik tijd nodig. Want soms las ik maar één pagina op een avond. En bij tijden waren beide teksten zo schokkend dat ik de boeken voor dagen of weken opzij legde.
En schokkend waren die boeken niet alleen door de bevroren lijken die op de grond stuiterden. Want ja: m’n maag kromp samen toen ik er in beide boeken over las. En nee: Frankl en Semprun nemen geen blad voor de mond. En zij mogen, want ze waren erbij.
Het begint al onderweg naar Buchenwald en in Auschwitz wordt het nog erger
Maar het meest schokkende gebeurde in m’n hoofd. Want ik zag de parallellen tussen vandaag en de aanloop naar al die ellende. Want wat toen gebeurde lijkt op wat we vandaag zien. Als de wagon met 120 ‘passagiers’ stopt in Trier (onderweg naar Buchenwald), dan zit je met Semprun midden in de ellende. Je voelt de spanning als de mensen op het perron ontdekken dat de veewagons gevuld zijn met mensen. Je ziet het jongetje van 11 wegrennen en terugkomen met een stapel stenen. En je ervaart tot in je tenen dat er niemand protesteert als het jongetje die stenen werpt en er scheldwoorden achteraan gooit. Semprun en zijn medereizigers werden niet meer als mensen gezien. Dan kan alles en raakt alles op drift (luister naar de podcast hierboven, als je het hele verhaal wilt horen).
Met Semprun giert de emotie je door het lijf, maar hij is nog maar onderweg naar Buchenwald. Frankl zit er al als hij begint te schrijven. En bij hem is alle emotie al lam geslagen. Hij neemt het op afstand waar en constateert (bijna objectief onderzoekend) dat het hem niets meer doet; al die stuiterende lijken. Je zou bijna kunnen zeggen dat het hem niet meer interesseert; of hij daar zou stuiteren of dat het een ander is. Maar zo hopeloos is het bij Frankl en Semprun gelukkig niet. Beiden vertellen ze een verhaal dat hoopvol eindigt. De logotherapie die Frankl na de oorlog verder ontwikkelde is er door gekleurd.
Is er hoop na Buchenwald en Auschwitz?
Frankl zegt zelf dat dat is wat hem heeft gered in Auschwitz. Onderweg naar het kamp was hij zijn manuscript kwijt geraakt. En hij leefde om de verloren theorie na de oorlog te kunnen herstellen. Hij wilde het opnieuw opschrijven en daarom overleefde hij. En hij wilde zijn huwelijk voltooien. Want in Auschwitz wist hij nog niet dat zijn jonge vrouw al op die eerste dag in het kamp in de oven letterlijk in rook was opgegaan. Maar hij leefde voor haar; om te kunnen betekenen.
De wil-tot-betekenis
Frankl noemt dat wil-tot-betekenis en hij vergelijkt dat verlangen (zoals Levinas dat zou noemen) met de wil-tot-lust. Frankl vergelijkt zijn eigen ervaringen met andere bevindingen en concludeert dat de wil-tot-betekenis niet alleen hem, maar ook anderen heeft gered in de kampen. En hij constateert dat die wil-tot-betekenis zelfs in de kampen zelf heeft geleid tot gedrag dat anderen hun leven redde.
Die wil-tot-betekenis zou Biesta met een moeilijk woord subjectificatie noemen; denk ik. Biesta leunt voor dat begrip op Levinas en hij bedoelt ermee dat we anderen kunnen leren om verantwoordelijkheid te nemen; voor de ander; voor het andere. Die wil-tot-betekenis is er al en hoeft alleen nog ontborgen te worden. Het onbewuste hoeft alleen nog maar bewust gemaakt te worden.
De wil-tot-betekenis onderweg naar Buchenwald
En dat is precies wat er gebeurt als er verderop, onderweg naar Buchenwald, paniek uitbreekt in die wagon. Mensen worden vertrapt en onder de lijken dreigen anderen te stikken. En juist op dat moment staat er iemand op. Juist als alles uitzichtloos lijkt te zijn, maant er één man tot rust: “We moeten iets doen, jongens”. En als dan eindelijk iedereen naar hem luistert, doet hij een voorstel. Door de uitvoering van dat voorstel redden ze in die wagon samen mensenlevens (luister naar de podcast hierboven, als je het hele verhaal wilt horen).
En natuurlijk besef je als lezer meteen dat een deel van de levenden (ook van de geredden) in Buchenwald direct de oven in zullen gaan. Maar er is iemand die opstaat en verandering creëert. En van Frankl weten we dat dit niet alleen in die wagon gebeurde. Die wil-tot-betekenis of subjectificatie leidde in de kampen ook tot gedrag dat de hoop in de barakken aanwakkerde; dat anderen het leven redde.
Frankl en Semprun
Frankl schrijft beschouwend en probeert te leren van wat hem overkwam. Semprun schrijft aangrijpend en romantiseert. Beiden zetten me tot nadenken. Maar vooral de wil-tot-betekenis van Frankl herinnerde me aan het betoog van Biesta over subjectificatie; en wat ik daarmee kan in het onderwijs. En in dat sleepnet van betekenis dacht ik ook aan de stadia op de levensweg van Kierkegaard; van het esthetische naar het ethische stadium; en de betekenis die God daarin krijgt. De verhalen van Frankl en Semprun raakten aan wat er in onze samenleving gebeurt.
Want vandaag kunnen we onze ogen misschien nog sluiten voor de gewelddadige pushbacks van vluchtelingen aan de grenzen van Europa en de USA. Maar wanneer worden het gescheld en de haatdragende hondenfluitjes van ‘onze’ politici overgenomen door onze kinderen? Wanneer gooien onze kinderen stenen naar de zondebokken die nu nog hoofdzakelijk verbaal worden aangewezen? En vandaag zijn het de vluchtelingen en de moslims, maar wanneer zijn de Joden weer aan de beurt?
De betekenis van Buchenwald in het onderwijs
Ik zie daar een taak voor mezelf in het onderwijs. Want de wil-tot-betekenis is niet alleen levensreddend onder extreme omstandigheden. Het kan ook onder de normale omstandigheden van vandaag helpen om weer te betekenen op plekken waar wil-tot-lust, verveling en psychische nood lijken toe te nemen. Een ICT-er kan in zijn dagelijks werk ook betekenen. En dat is precies wat ik mijn studenten wil leren. Ik hoef ze niet te leren hoe ze kunnen en willen betekenen, want dat bepalen zij zelf. Maar ik wil ze er wel bewust van maken dat ze kunnen betekenen. Dat dit hen in extreme omstandigheden hun leven en dat van anderen zou kunnen redden vind ik alleen onvoldoende reden om daarop in te willen zetten.
Want dat zou cynisch zijn; alsof zo’n toekomst onontkoombaar is. En volgens Semprun & Frankl hoeft die toekomst ook niet te eindigen zoals ze zich nu ontwikkelt. Daarom leer ik ze te betekenen. Want ik geloof erin dat toekomst omkeerbaar is. Met Semprun, Frankl, Kierkegaard, Levinas en Biesta geloof ik erin dat wij de toekomst kunnen beïnvloeden; en dat we dat moeten doen. Ik geloof hartstochtelijk in een wil-tot-betekenis en ik wil mijn studenten leren hoe ze die wil-tot-betekenis in kunnen zetten. Ik vertrouw er echt op dat we het ‘nooit meer’ van die rotoorlog met z’n allen kunnen vertalen naar betekenisvol gedrag. En ik geloof erin dat ik met mijn beperkte invloed teweeg kan brengen dat de wereld ten goede keert; wat dat goede ook mag zijn.