A.F.Th. van der Heijden – Drijfzand koloniseren
In mijn vorige blog over Leon de Winter’s Het recht op terugkeer stelde ik iets te voorbarig vast dat Van der Heijden naast Het schervengericht geen literatuur had geproduceerd. Dat was natuurlijk wat overdreven, maar bij die opmerking dacht ik in ieder geval aan dit boek. Het voetbalgeweld, de dode die niet begraven mag worden, de onderlinge familievetes en het idee van macht zijn allemaal nogal pathetisch in beeld gebracht. De ongetwijfeld mooie taal die Van der Heijden kan bezigen gaat ten onder in dit geweld van een toekomst die nooit in deze vorm zal bestaan.
Kortom: dit boek verdient echt niet meer dan het predikaat ‘afrader’. Het zorgt er bij mij voor dat ik bij zijn nieuwe Doodverf twijfel. Na schervengericht ben ik op Drijfzand koloniseren zo afgeknapt dat ik niet snel enthousiast zal worden voor de aankoop van nog een boek van A.F.Th.; dat terwijl ik zijn gastschrijverschap voor de TU Delft toch bijzonder heb gewaardeerd; dat terwijl zijn Schervengericht toch echt het neusje van de zalm is of van mij tot de top van de Nederlandse literatuur gerekend mag worden. Vreemd – jammer ook – dat in één man zoveel tegenstelling verenigd kan zijn!
Zo krijg je onverwacht toch nog het advies dat je niet had verwacht. Dank je Loes.
Karel,
Doodverf doet voor Het Schervengericht zeker niet onder. Een prachtig boek is het!