In een notendo(o)p
De titel van ‘Sta op, laat je dopen‘ van Willem J. Ouweneel zet je eigenlijk op het verkeerde been. Die titel laat je denken dat Ouweneel overtuigd is van zijn eigen gelijk: laat je nou maar gewoon (over-)dopen en doe niet zo moeilijk! Maar nee: in zijn boek is Ouweneel een stuk minder overtuigd van zijn eigen gelijk dan die titel je te denken geeft. Want zo duidelijk en eenduidig is het allemaal niet (gelukkig); juist volgens Ouweneel ook niet.
Toen vrienden zich in het verleden bij de overstap naar een evangelische gemeente opnieuw lieten dopen begreep ik dat niet helemaal, maar het zette me wel aan het denken. Sommigen van hen waren er zo van overtuigd dat hun kinderdoop geen waarde had, dat ze ook anderen over probeerden te halen. Anderen deden daar wat minder gespannen over, maar namen wel die stap.
En mijn vraag werd (ook om andere redenen) in de loop van de jaren: zou ik me ook opnieuw moeten laten dopen? Na het boek van Ouweneel denk ik die zoektocht eindelijk af te kunnen sluiten (je weet maar nooit): opnieuw dopen is voor mij niet weggelegd.
Kernachtig vind ik Ouweneel’s standpunt daarover samengevat in één belangrijke tekst: “Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen” (Romeinen 14:5). Ouweneel heeft mijn overtuiging over de doop wel veranderd, maar niet mijn overtuiging aangetast dat mijn kinderdoop wel degelijk waarde heeft. Inhoudelijk heeft niemand me ervan overtuigd dat geloofsdoop meer waarde heeft dan kinderdoop (en Ouweneel heeft me daar heel erg bij geholpen. En in de geest van Romeinen 14 kan niemand (hoe overtuigd hij/zij misschien ook is van zijn/haar eigen gelijk) me verplichten om me opnieuw te laten dopen.
Toch heeft Ouweneel mijn beeld van de kinderdoop aangetast. Voor mij stond (en in de protestantse traditie staat) die doop op drie pijlers: het zou een teken zijn van God waarin hij als vervanging van de besnijdenis kenbaar maakt dat de kinderen in het verbond worden opgenomen; de eerste pijler. Daarnaast zou de doop een sterven, maar ook een weer opstaan met Christus zijn door de dood heen; de tweede pijler. Tenslotte zou de doop ook een reinigings-element in zich bergen; de derde pijler. Die tweede (vanuit Romeinen 6) en derde pijler (eigenlijk in alle Paulinische brieven terug te vinden) vind ik nog steeds voluit Bijbels. Die pijlers komen ook voluit terug in de geloofsdoop. Maar die eerste pijler blijkt bijbels gezien toch wel erg smalletjes te zijn; zoals de argumentatie voor de kinderdoop me ook nogal wankel (en alleen indirect afleidbaar uit de Bijbel) lijkt. Ondanks de positieve boodschap van Romeinen 11 blijven we geënt op de stam en daarmee duidelijk onderscheiden van het volk van Israël. Het verbond met Abraham kun je niet zomaar doortrekken naar de kerk. Positief zou je dat kunnen duiden als parafrase van de Bijbel, maar voor mezelf ben ik er van overtuigd geraakt dat de verbinding tussen verbond en doop meer weg heeft van buikspreken dan van eerlijke en direct uit de Bijbel af te leiden theologie.
Maar waarde van theologie is zo slecht te meten. Want ondanks het wegvallen van die ene pijler blijven die andere twee voor mij recht en stevig overeind staan. En zeker omdat zowel kinder- als geloofsdoop steunen op dezelfde pijlers heeft niemand me er tot vandaag van overtuigd dat die doop opnieuw aan mij voltrokken zou moeten worden.
Voor mij was het overigens ook een eye opener dat Ouweneel laat zien dat Jezus niet de opdracht gaf om je te laten dopen, maar om te dopen. Met die constatering legt hij zelf geen link met de kinderdoop, maar voor mij is dat een extra argument waardoor het onderscheid tussen kinder- en geloofsdoop nog kleiner wordt. Het gaat niet om mijn bewuste keuze die zichtbaar wordt in mijn keuze voor de doop, maar om de keuze van de doper die mij doopt. Ik ben gedoopt (weliswaar als kind) en ik heb (overigens opnieuw) gedoopt. Het was niet mijn keuze om als kind gedoopt te worden. Het was wel een bewuste keuze (omdat God me die opdracht gaf) om Nikkie opnieuw te dopen. Het zou – dit argument volgend – ook geen bewuste keuze van mij zijn om mij te laten dopen, maar een bewuste keuze van de doper moeten zijn om mij te dopen. In die zin zei ik hierboven al: je weet maar nooit. Misschien geeft God ooit een doper de opdracht om mij te dopen. In dat geval zou mijn overtuiging er ineens ook niet zo heel veel meer toe doen…
Samenvattend: als ik opnieuw zou moeten kiezen of ik mijn kinderen zou laten dopen, weet ik niet wat ik zou moeten doen. Maar mezelf opnieuw laten dopen (omdat ik toen nog niet en nu wel geloof)? Niemand heeft me er nog van overtuigd dat dit – hoe prettig ik het misschien ook zou vinden – voor mij is weggelegd.
Ondertussen lijk ik met mijn overtuiging toch een beetje in niemandsland verzeild te zijn geraakt. De argumentatie voor kinderdoop lijkt me bijbels gezien flinterdun. En in die kinderdoop lijkt me de link met het verbond tenminste ver gezocht. Maar dat is niet alles, want zowel protestanten als evangelischen lijken dat symbool als gebeuren toch wel erg serieus te nemen. Dat spel met God (vanuit de ethymologie van het Griekse symbalein dat samen samenwerpen of samenballen betekent) is ook serieus, maar niet zo werkelijk als sommige protestanten, evangelischen of room-katholieken (met hun transsubstantiatie in de eucharistie) lijken te denken. De doop is als symbool niet een teken dat God werkelijk ingrijpt in onze werkelijkheid (alsof hij de hand van de doper letterlijk beet zou nemen en door de doper heen de doop aan de gedoopte zou voltrekken). Toch komt met het symbool wel de betekenis mee; volledig en overweldigend. En op die manier gaat het in de doop om een huiveringwekkende werkelijkheid die mensen af kan schrikken. Precies dit (dat wij door de dood heen gereinigd zullen opstaan en leven; zoals Jezus ging) is de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid (zoals Paulus zegt). Maar werkelijk is het alleen voor degenen die gelovend in dat symbool deel kunnen nemen; op dat moment zelf of daarna. En pas daarmee is het een samenspel, waarin God en mens elkaar ontmoeten.
Alleen daarmee is de doop een uiterst serieus spel met gereinigde en levende winnaars. Want zoals Jezus overwon (het betekende) zo overwinnen wij door de doop (het symbool). Geloof het of niet.
Wout,
Dank voor je waardering en voor je verbazing. Ik reageer nog graag op wat je zegt.
Ik ben in een traditionele kerk opgegroeid, mijn ouders betwijfel(d)en de leer aldaar niet en zij hebben mij dus als kind gedoopt. Ik betwijfelde die leer wel, maar was – toen mijn kinderen werden geboren – nog niet zover dat ik twijfelde aan de waarde van de kinderdoop. Mijn vraag was dus nu in eerste instantie niet: moet ik mijn kinderen laten dopen, maar laat ik mij wel of niet opnieuw dopen. Die vraag heb ik beantwoord: als ik mijn (kinder-) doop nu gedenk, ontmoet God mij daarin en we benadrukken dat bij ons thuis door voor elk kind en voor onszelf op onze doopdata een doopkaars te branden en het al jaren samen te hebben over de overgebleven pijlers van de doop: reiniging en door de dood naar het leven. Ik besef nu dat die pijler van het verbond in ons gezin al jaren geleden weggevallen was.
Ouweneel geeft overigens wel degelijk een antwoord op jouw vraag. Wellicht vind je het geen overtuigend antwoord, maar noch kinder-, noch geloofsdoop geeft an sich deel aan de genade is mijn overtuiging en die van Ouweneel. Niet ik ga naar God, maar God komt naar mij. Jezus gaf geen opdracht om je te laten dopen (dat was wel een deel van het antwoord van Petrus toen het volk hem na de uitstorting van de Heilige Geest tot inkeer gekomen vroeg wat zij moesten doen), maar om te dopen. Niet mijn (bewuste) keuze (of die van mijn ouders), maar de opdracht aan de doper doet er toe. Zelf vond ik dat een enorme eye opener. Het draait niet om mijn keuze, maar om de genade en heel Romeinen’s om of ik het geloof of niet (het verhaal over symbalein waarmee ik eindig).
Ik geloof niet dat de kinderdoop instrument is geweest om mensen vanaf hun geboorte aan de kerk te binden (evenmin als ik geloof dat de geloofsdoop daarvoor bedoeld is). Wellicht wordt de doop daarvoor misbruikt, maar de kinderdoop is ontstaan vanuit een vraag; vanuit verlegenheid. En helaas is toen – in de vierde eeuw na Christus – de verbondsgedachte in het denken over de doop binnengeslopen. Erg verleidelijk, maar hoogstens indirect te verantwoorden vanuit de Bijbel en daarmee discutabel – besef ik nu pas.
Als ik opnieuw zou moeten kiezen, zou ik het van de doper (voor mij nog steeds een predikant in een protestantse gemeente) af laten hangen of mijn kinderen gedoopt zouden worden. Maar die keuze hoef ik niet te maken. Die keuze heb ik gemaakt en ik gedenk samen met mijn kinderen elk jaar opnieuw wat dat betekent; dat de doop betekent (en daardoor werkelijk is) dat God voor hen en voor ons gekozen heeft; dat we God (gereinigd) met Christus ontmoeten door onze dood heen.
Het maakt dus niet zo heel veel uit – is mijn stelling – of we als kind of als volwassene gedoopt worden. Het geloof (dat als kip-ei ook weer genade is) maakt dat we dat meemaken of niet.
Karel J.
Karel,
Een mooie blog! Toch verbaast de inhoud me wel. Traditionele kerken gebruiken ‘de doop in de plaats van de besnijdenis’ altijd als hét argument om kinderen te dopen. Nu voor jou dit punt wegvalt, blijven er nog twee punten over, maar die punten zijn nog geen redenen om zuigelingen te dopen!
De tweede pijler: een sterven, maar ook een weer opstaan met Christus zijn door de dood heen, is er immers één die slechts werkelijkheid kan worden als deze samengaat met geloof/wedergeboorte. Daarvan is bij een zuigeling nog geen spraken. Daarmee vervalt ook de reiniging die van de doop uitgaat (het derde punt dat je noemt).
Waar Ouweneel en ook kerken geen antwoord op hebben is wat in de kinderdoop nu deel geeft aan God’s genade. Geloof van de zuigeling kan het niet zijn, het verbond kan het niet zijn, wat dan wel?
De kinderdoop is eeuwenlang een kerkelijk instrument geweest om mensen vanaf hun geboorte aan de kerk te binden. Prima, maar niet bijbels. Het is volgens mij dan ook hoog tijd dat we dat gaan inzien ook al betekent dat een soms eenzame strijd in Niemandsland.