Column – Uw vriendelijkheid zij als de bliksem
Eerder schreef ik een kritische blog over een column van dhr. R. Toes (directeur van locatie ‘Guido de Brès’ van het Wartburg College) in de Waarheidsvriend. Naar aanleiding van zijn column en mijn blog hadden wij een paar weken geleden een goed gesprek. Wellicht dat ik zijn nieuwe column van afgelopen donderdag daarom met andere ogen las. Het kan ook zijn dat het thema van zijn blog – vriendelijkheid – mij persoonlijk boeit en misschien komt het ook wel omdat Toes in zijn laatste column man en paard noemt en mij daardoor meeneemt op zijn zoektocht.
Hoe dan ook: dat thema vriendelijkheid boeit me – zoals gezegd. Ik zocht het op in de Bijbel – mijn betrouwbare bron voor wijsheid – en mij viel op dat het woord vriendelijkheid in tegenstelling tot de Statenvertaling (slechts 1 keer) meer voorkomt in de NBV (ook maar 5 keer). De meest boeiende wijsheid over vriendelijkheid vond ik deze keer dan ook niet terug in de canonieke, maar in de deuterocanonieke boeken; om precies te zijn in Sirach 32 : 10, waar staat: “Zoals de bliksem voor de donder komt, zo snelt de vriendelijkheid een bescheiden mens vooruit“. En daarmee zitten we wat mij betreft ook midden in het probleem.
Want zoals Toes zegt ’s morgens zijn leerlingen vriendelijk te begroeten (hen af en toe corrigerend; dat wel), zo probeer ik de mensen om mij heen ook te benaderen. En zolang zij respectvol en vriendelijk op mij reageren vind ik het niet moeilijk om hen ook vriendelijk te bejegenen. Zo werkt dat vaak, weten we, want wie goed doet, goed ontmoet. Maar echt kritisch naar mijzelf kijkend word ik me er akelig bewust van dat ik minder bescheiden blijk, dan ik graag zou willen. Want als de bliksem niet voor de donder komt – als ik door de bliksem van onvriendelijkheid getroffen wordt – zijn de rapen van mijn beperkte bescheidenheid aardig gaar.
Dat overkwam me afgelopen vrijdag nog. Het volgende gebeurde. Voor mij fietste een studente die met haar gedachten niet bij het fietspad was, want toen ik haar inhaalde raakte zij nog net met haar voorwiel mijn achterwiel en zeilde ze over de grond. Ze had niet omgekeken en had geen hand uitgestoken. Ze was al wel halfslachtig aan het voorsorteren naar links, maar ik dacht haar nog met gemak in te kunnen halen. Een dag later maakte ik in m’n eentje een vergelijkbare smak in een scherpe bocht (nee, zei ik al tegen Jo-Anne; op die manier geloof ik niet in straf op de zonde, maar wie weet). Ik weet dus hoe pijnlijk dat kan zijn; en hoe gênant het kan worden, als mensen je komen vragen hoe het gaat, terwijl jij nog op de grond ligt bij te komen van de plotselinge pijn. Ik vroeg dus vriendelijk (misschien ook wel bezorgd), wat ik voor haar kon doen. En op dat moment kwamen de bliksem en donder op hetzelfde onvriendelijke moment: “Zag je niet dat ik naar links ging?”; intens en verwijtend. Ik heb haar vriendelijk gezegd dat mij dat niet het juiste moment leek om die discussie te voeren en heb haar fietsstuur recht gebogen. Zij piepte ‘m er vervolgens stilletjes tussenuit en ik bleef half kokend van verontwaardiging achter.
Die verontwaardiging; dat zag je natuurlijk niet aan mij; hoewel zij het misschien heeft aangevoeld. Ik hoop het niet. Maar toch. ’s Avonds deelde ik mijn echte gevoel met Jo-Anne (wat die naast vriendelijkheid allemaal van mij moet verduren; het is maar goed dat we van elkaar houden). In wat voor maatschappij leven we eigenlijk? Altijd maar weer: jij hebt het gedaan! In tijden en momenten van crisis altijd maar weer die zondebok van René Girard van stal. En altijd maar weer dat opvallende gebrek aan zelfkritiek. Ik geef ondertussen toe: ik legde het maar weer eens onder een vergrootglas, maar door het gedoe met die fietsster voelde ik me dus aardig opgefokt. En toen kwam opnieuw – nu de ongenadige – bliksem tegelijk met de donder. Als dat dagelijks zou zijn wat jij hoorde – probeerde Jo-Anne onder mijn aandacht te brengen – hoe zou jij dan hebben gereageerd; anders dan de fietsster (wat is dat toch een onvoorspelbaar mooi woord overigens)? En toen besefte ik als door de bliksem getroffen: zo bescheiden en vriendelijk als ik denk dat ik ben, ben ik helemaal niet!
’t Is maar wat je wijsheid noemt.