Jacques de Haan e.a. (red.) – Goed geboekt
Goed geboekt (boekenweekgeschenk van 1954) is een aardige verzameling verhaaltjes en betoogjes over boeken; door henzelf geschreven, alleen maar gelezen of kwijt geraakt.
Het verhaal over dat laatste thema van Hella Haasse komt onverwacht naar binnen. Dat is nou typisch zo’n verhaal waar je de hoofdpersoon in beweegt; zoals Willem Jan Otten dat noemt. Onoplettend blader je van het ene naar het andere verhaaltje en opeens zit je er middenin; in dat verhaal van Haasse.
Ze vertelt over een serie boeken van Shakespeare. Je weet hoe dat gaat met een verhuizing. Tijdens het inpakken gaat het steeds trager; dat inpakken. Want ja, al die interessante boeken (en andere dingen die er wat minder toe doen); voor je het weet pak je bladerend in. Tijdens dat bladeren had Haasse ontdekt dat een deel van haar serie van Shakespeare ontbrak. Die had ze uitgeleend aan haar huisbaas. Daarna vertelt ze haar verhaal. Echt de moeite waard.
Naast dit mooie verhaal bevat het boekje niet heel veel spannends. Wel noemenswaard is het betoogje van – jawel – Annie M.G. Schmidt:
Alleen in dit passieve stadium, het melk- en sopstadium, is er verschil tussen damesboeken (‘hij-sloot-haar-in-de-armen-romans’) en mannenboeken (actie-boeken). De mensen, die snuffelen en keuren en proeven en schiften zijn niet meer verdeeld in mannen en vrouwen.
Herkenbaar; voor Anna Enquist, Kierkegaard of Willem Jan Otten moet je wat doen. Misschien moet ik Kierkegaard hier nog eens op loslaten met zijn esthetische en ethische stadium.
Overigens sluit ik me aan bij het oproepje van C.J. Kelk om Koppermaandag te gebruiken als boetedag voor mensen die boeken hebben geleend en nooit meer hebben teruggebracht. Daar moet ik zelf dan ook maar eens aan mee gaan doen….
Tenslotte Jaap Romijn:
Natuurlijk zou ik tegen een van onze oudste kinderen, tegen Karel of Elisabeth kunnen zeggen: ‘Je vader wil ‘Corrie en de Kaboutertjes’ lezen, breng het eens mee uit de bibliotheek’, maar stel het geval dat ik die moeite zou willlen nemen, zou ik het dan aandurven het bleke bandje alleen maar aan te zien? Laat staan dat ik het wagen zou het boekje te openen om vast te stellen dat het jongetje dat ik was een veertien puntsletter normaal vond en tot in zijn tenen bewogen werd door een stijl, onleesbaar nu van oubakkenheid. Nee, ik ben doodsbenauwd voor ‘Corrie en de Kaboutertjes’, werkelijk doodsbenauwd, want hoe kan een mens weten of niet het voornaamste van hemzelf gestorven is in het verleden?
Dat zou kunnen verklaren, waarom ik zo benauwd was om Leonard Cohen opnieuw te luisteren na mijn eerste ontdekking van zijn muziek (zie mijn eerdere blog). Ik dacht dat ik bang was om geluk gewoon te gaan vinden. Maar het zou inderdaad kunnen zijn dat ik bang ben dat ik (weer) een stukje van mezelf verloren ben onderweg. Verandering heet dat. En het is maar de vraag of je van die verandering houdt (geluk put uit nieuwigheid), ermee kunt leven of er problemen mee hebt en er tegenop ziet. Weer wat geleerd.