Laat me alleen! Hou van me!
Jonathan Safran Foer (ja, inderdaad: die van ‘Dieren eten‘) schreef in 2005 het boek ‘Extreem luid en ongelooflijk dichtbij‘, maar ik las het niet direct nadat het in Nederland uitkwam. Ik genoot er destijds wel enorm van. Ik vond het een prachtig boek, waarin Foer op onnavolgbare wijze met taal speelt (later herkende ik dat bijvoorbeeld bij Do van Ranst nog wel, maar verder is zijn taalgebruik bij mijn weten echt uniek), maar waarin hij ook echt de diepte ingaat. Jaren later weet ik me de ontroering, maar ook vertedering nog te herinneren die ik voelde toen ik las over de avonturen van Oskar Schell en over de laatste momenten van zijn vader in het WTC die hij door een antwoordapparaat nog steeds als herinnering met zich meedroeg. Verder weet ik me het verhaal van zijn opa te herinneren die de vuurstorm in Dresden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog meemaakte. En tenslotte bleef me de man bij (zijn vader?) die vanaf de zoveelste verdieping naar beneden sprong en hoe je door snel te bladeren die man zag vallen (afhankelijk van de richting van het bladeren omhoog of omlaag). Als ik het af en toe nog eens over Foer en over ‘Extreem luid en ongelooflijk dichtbij‘ heb, dan heb ik het over één van de beste boeken die ik ooit las.
Dat durf ik niet te zeggen van de film ‘Extremely Loud – Incredibly Close‘ van Stephen Daldry, maar met spelers als Tom Hanks (de vader van Oskar), Sandra Bullock (zijn moeder), Thomas Horn (Oskar) en vooral Max von Sydow (de huurder die zijn opa (b)lijkt te zijn) blijft de film ontroerend en komisch dicht in de buurt van het boek zonder melodramatisch te worden. Het ene moment pinkte ik een traan weg en even later lachte ik dwars door m’n tranen heen opnieuw de tranen in m’n ogen.
Oskar is – knap als je dat zo neer kunt zetten – nogal autistisch aangelegd. Voor vader op 9/11 verongelukte in het WTC vonden beiden herkenning bij elkaar, maar na de dood van zijn vader is dat autisme natuurlijk een ramp voor zijn moeder (want Oskar is niet helemaal autistisch en voelt nog best aan dat zijn moeder wel wil, maar het van geen kanten kan, omdat ze stikt in haar verdriet; tenminste: dat denkt hij). Je voelt de pijn in je eigen hart, als Oskar z’n moeder uitscheldt en haar de schuld geeft van de dood van zijn vader.
De leegte die is gevallen door de dood van zijn vader wordt pijnlijk zichtbaar. Bij de start van de film is vader regelmatig in beeld en voel je de band tussen vader en zoon, maar na het drama van 9/11 is papa ineens weg; nog een doodenkele keer is hij even terug, maar er is vooral leegte; totdat Oskar bij toeval een sleutel vindt. Dan begint een zoektocht naar een slot uit miljoenen dat hem (en – naar later blijkt – zijn moeder) in contact brengt met veel verschillende mensen; en met zijn opa. En daar is dan opeens weer die herkenning; de re-incarnatie van zijn vader. In de film komt minder dan in het boek uit de verf, waarom zijn opa stom is, maar Max van Sydow speelt in deze film – vind ik – de sterkste rol; fantastisch!
Nog meer dan in het boek is Oskar in deze film van vlees en bloed; minder speels en frivool (wat juist de enorme kracht van het boek was). Opa en kleinzoon trekken samen de wereld in, willen alleen gelaten worden, maar schreeuwen het toch telkens op hun geheel eigen manier weer uit: “Hou van me!”. Na de afwezigheid van de vader vind ik dat toch wel de echte kracht van de film: die schreeuw om aandacht zonder vervelend te worden. Integendeel!