Dolen in rouw

Pieter Both, Dag zeggen, Dolen in rouw

In mijn blog ‘De dood kan zo hard, kaal en leeg zijn‘ (over ‘Tonio‘ van A.F.Th. van der Heijden, waarin hij schrijft over de onverwachte dood van zijn zoon) vroeg ik me af wat er gebeurd zou zijn, als Adri een leven lang met God gewandeld zou hebben? Zou het leven na de dood dan ook zo hard, kaal en leeg geweest zijn, zoals Van der Heijden er nu wel over schrijft?

Naar aanleiding van deze blog raadde Marieke mij ‘Dag zeggen, Dolen in rouw‘ aan te lezen van Pieter Both. En ik heb er geen spijt van dat ik dat heb gedaan. Pieter Both blikt in zijn boek terug op 2006 en op wat daarna gebeurde. Rolinda, zijn vrouw, is zwanger van hun derde kind. In de laatste week klaagt zij over toenemende hoofdpijn die zo erg wordt dat de ziekenauto voorrijdt. Een laatste kus; tot zo; ik rij achter je aan. Het blijkt hun laatste contact te zijn, want Rolinda had hersenvliesontsteking, bracht een gezonde zoon ter wereld, maar overleed een paar uur later. En Both blijft met zijn drie kinderen achter.

Vlak voor de geboorte van hun tweede kind schreef Rolinda een gedicht:

God

ik ben een vrouw die bijna baren moet
ik kan alleen maar baby zeggen

ik vraag mij af
ben jij ook als een moeder
ben jij ook zo bezeten
van mij

Geloven in God spreekt niet vanzelf; zeker niet als de dood in het leven komt; zelfs niet als je een leven lang met God gewandeld hebt. En Both doet daar verslag van; soms scherp analyserend; soms ontroerend; zodat je bij de Ikea zomaar ineens je tranen weg moet vegen, als je even tussen al die mensen verder leest in zijn boek.

Maar goed; terug naar de vraag die ik stelde: verandert een leven lang wandelen met God iets aan de situatie na de dood van een geliefde? “Er hoeft maar iets te gebeuren of geloven wordt moeilijk en ingewikkeld. Dat is een van de eerste vragen die veel mensen stellen als ik in gesprek ben over het sterven van mijn vrouw: ‘Nou, geloven zal wel moeilijk geworden zijn’. Ik heb dat zelf heel anders ervaren. Veel meer vanuit de gedachte: ik heb geluk dat ik gezegend werd met een mooie relatie, maar daar heb ik geen recht op. Of, anders gezegd: soms heb je mazzel in het leven, soms heb je pech. Nu mijn vrouw overleden is, heb ik pech“.

Afgezien van de inhoud van die boodschap vond ik het schokkend dat anderen het probleem blijkbaar groter maken dan de betrokkene zelf. Buitenstaanders voelen zich verlegen met de situatie en weten niet wat te zeggen; of ze denken maar al te goed te weten wat gezegd moet worden. Dan komen (christelijke) algemeenheden op tafel die het lijden van betrokkene eerder vergroten dan verlichten. “Raakt het je nog zo? Het is toch al twee jaar geleden“? Buitenstaanders blijken er vaak niets van te begrijpen en vanuit dat onbegrip meer kapot te maken dan te helen; hoe goed bedoeld misschien. Both loopt dood in al die gemeenplaatsen die hij – tot zijn schaamte nu – vroeger ook wel eens bezigde. Handen heeft hij nodig; om hem te helpen in zijn nood; geen woorden. En juist die handen openen zijn ogen voor de troostende hand die God in zijn leven brengt; de Geest die wonderen doet en het leven draaglijk maakt met af en toe en steeds meer toch weer de openheid voor een glimlach. En zelfs dan blokkeren anderen hem door zich schuldig te laten voelen. Want ja, lachen als je vrouw dood is, dat kan toch niet?

Both heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Hij wil zijn gezin gaande houden of er in een flits met al z’n kinderen tussenuit knijpen; met de auto het water in. Want gelovig of niet: z’n ziel is uit z’n lijf gerukt. Met het heengaan van Rolinda is alles – echt alles – veranderd en de eerste jaren van dat nieuwe leven zijn een kwestie van overleven geworden; niet meer en niet minder. Om na jaren tot de ontdekking te komen dat “ik tegelijk bedenk dat er bijna geen plek meer voor haar is. Dat doet zeer. Ik doe wel eens een gedachte-experiment. Stel, ze zou terugkomen, wat dan? Haar kleren zijn weg. Haar werkkamer is in beslag genomen. Haar jongste twee kinderen zouden haar misschien niet herkennen, ze kennen alleen haar foto’s. En zelfs voor mij zou het weer wennen zijn. Ik ben zo gewend geraakt om alleen mijn leven in te richten“. Na al die jaren “is dit uiteindelijk wat er gebeurt met mij. Ik leef verder, met de dood in mijn hart“.

Maar wat zit ‘m dan het verschil? Wat verandert een leven lang wandelen met God aan de situatie na de dood? Als ik het verhaal van Both goed begrijp eigenlijk niet eens zo heel veel. Want laten we eerlijk zijn: slachtofferschap heeft veel weg van een karaktertrek. Net als Van der Heijden lukt het Both ook maar moeizaam om het leven weer op te pakken. Pijn en verdriet blijven en verdwijnen niet. Ook bij Both dreigt de drank dagelijks op tafel te komen. Ook Both ontmoet onbegrip in zijn omgeving en gaat daar op zijn eigen manier mee om. Maar door zijn wandelen met God weet hij God na de dood toch weer terug te vinden; anders; dat wel. “Mijn geloof is veranderd… Ongetwijfeld heeft dat te maken met de versmalling in veel protestantse kerken van de persoon Jezus Christus. Hij wordt dan vooral gezien in verband met zonde en verlossing daarvan… De zoon van God weet hoe mensen lijden onder de dood. Hij kent rouw en verdriet. Hij weet hoe het is om eenzaam en verlaten te zijn… De waarde van Goede Vrijdag is voor mij veel meer komen te liggen in de herkenning die er is tussen God en mij. In het hart van God is de dood aanwezig, zoals ook mijn leven beheerst wordt door de dood… Toch ervaar ik distantie bij Jezus Christus. Hij was als zoon van God wel op aarde en deelde in het dagelijkse leven, maar dat was lang geleden. Voor mij is er geen direct contact mogelijk. Dat contact is wel mogelijk door de Geest van God. De heilige Geest als trooster; ook Jezus noemt Hem zo“.

Maar daarna toch weer het gedicht van Rolinda: “ben jij ook zo bezeten / van mij“. Dolen in rouw blijft vallen en opstaan, waarbij buitenstaanders (ook in de kerk) hem een duwtje meegeven en hij struikelend weer probeert op te staan; dankbaar de hulp van andere mensen accepterend; reikend naar God; in welke hoedanigheid Hij zich ook aan hem openbaart; om te ontdekken dat Hij inderdaad bezeten is van hem.

De dood is hard, kaal en leeg en het leven past zich daarbij aan; bij Van der Heijden net zo goed als bij Both. De Trooster haalt daar hoogstens de echt scherpe kantjes vanaf en helpt na het vallen bij het weer opstaan. Toch vreemd dat Van der Heijden dan eindigt in mineur en Both zijn blik open durft te leggen naar de toekomst. Dat gun je Van der Heijden toch ook?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.