Het Golem-verhaal van I.B. Singer

Isaac Bashevis Singer – De Golem

Zo mooi en authentiek als Elie Wiesel zijn Golem-verhaal vertelde, zo kan niemand dat – zei ik in een eerdere blog van een jaar geleden over dit boek. Na lezing van het Golem-verhaal van Isaac Bashevis Singer (net als Wiesel toch ook een winnaar van de Nobelprijs) blijf ik bij dat standpunt. Want hoewel Singer mooie verhalen schrijft (neem bijvoorbeeld het verhaal over ‘De slaaf‘), kan hij in dit verhaal toch niet tippen aan wat Wiesel vertelde.

Toch is het een mooi verhaal; en onverwacht anders. In alle Golem-verhalen draait het natuurlijk om de lijdende zondebok; zoals vaak het Joodse volk dat overal de schuld van krijgt. Ze zouden babies van christenen verwerken in hun matses. In dit verhaal heeft Jan Bratislawski – een verarmde edele – een (financieel) appeltje te schillen met Reb Eliezer. Om de schuld aan deze Jood te kunnen geven laat hij zijn eigen dochtertje ontvoeren en hoewel iedereen weet dat Jan veel te verliezen heeft en niemand eigenlijk nog gelooft in het verhaal van het bloed in de matses, heult iedereen samen met Jan; om Reb Eliezer (bij wie meer mensen financieel in het krijt staan) om te kunnen brengen en opnieuw op jodenjacht te kunnen gaan.

In de nacht dat Reb Eliezer wordt gearresteerd, komt een kleine man (één van de verborgen 36 rechtvaardigen?) bij Reb Leib (de Maharal) binnen en geeft hem opdracht om een Golem te scheppen. Maar – zegt de kleine man – je mag hem alleen met het doel van de redding van je volk inzetten en nergens anders voor. Aldus gebeurt. De koster brengt grote hoeveelheden klei naar zolder, Reb Leib maakt daar een pop van en schrijft vervolgens één van de vele namen van God op het voorhoofd van de pop die daardoor tot leven komt.

In alle Golem-verhalen gebeurt vervolgens wat ook in dit Golem-verhaal wordt verteld: de Golem redt zijn volk (het is echt de moeite waard om eens één van die verhalen te lezen; Potok, Mulisch, Wiesel en dus ook Singer (en vele anderen) hebben er ieder hun eigen verhaal van gemaakt). Maar in het verhaal van Singer gaat het daarna mis. Hij laat zich overhalen door zijn vrouw (verwijst Singer hier naar het Paradijs?) en de Golem gaat zijn eigen weg. En net als in het Paradijs heeft dat verdrietige gevolgen; dat de rabbi in dit geval niet luistert naar de opdracht van één van de 36 rechtvaardigen.

Het Golem-verhaal speelt in het Praag van de 16de eeuw. De Tweede Wereldoorlog staat dus niet op zichzelf. Het Joodse volk is altijd al vervolgd geweest. En waarom? Alleen maar omdat er iemand moest zijn die altijd de schuld moest krijgen; de zondebok (zoals Girard betoogt)? En waarom dan altijd maar weer die zelfde zondebok? Het Golem-verhaal vertelt hoe dat mechanisme geweldloos kan worden doorbroken. Singer leunt daarbij nog wel op de angst voor de Golem die de tijdgenoten van de Golem in hun greep gehouden zou hebben. Wiesel maakt niet alleen het lijden nog veel meer invoelbaar dan Singer voor elkaar krijgt, maar hij weet het thema geweldloosheid ook veel beter en meer puur voor het voetlicht te krijgen.

Dat Wiesel het verhaal wat mij betreft beter heeft verteld dan Singer dat heeft gedaan, neemt niet weg dat ook het verhaal van Singer een prachtige vertolking van deze bekende en ontroerende legende is geworden. Zeker de wending in het tweede deel van het boek komt onverwacht en lijkt in eerste instantie grappig uit te pakken. Niets is natuurlijk minder waar, want over lijden maak je geen grapjes; zeker niet als het over eeuwenlang geleden lijden gaat.

Trackbacks & pingbacks

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.