Een open brief aan (s)prekers, hoorders; aan kerkenraden

Wim Dekker, Marginaal en missionair, Visie voor een krimpende kerk

Deze blog werd ook gepubliceerd op theologie.nl, een site van KOKBoekencentrum

Lectori Salutem

Samen met een kring las ik ‘Marginaal en missionair, kleine theologie voor een krimpende kerk’ van Wim Dekker  (Zoetermeer, 2011). We kwamen 3 maal bijeen. Tijdens die avonden spraken we over:

Tijdens de eerste avond kwamen we erop uit dat we ons allen herkenden in het probleem van kerkverlating dat Dekker aansnijdt. De één zag het vooral aan de weggesloopte gaanderij in een prachtige oude kerk waar zij was gedoopt; en aan een ondertussen nog maar half gevulde kerk; een ander zag het in zijn gezin gebeuren en weer een ander merkte het aan de vriendenkring, waarbinnen in de loop van 15 jaar telkens iemand uitstapte (naar een andere kerk of naar buiten de kerk). We hebben het met andere woorden over een probleem dat je niet zo achteloos even opzij schuift. Het raakt iedereen in de kerk wel op de een of andere manier; dichterbij of verder weg.

Ds. W. Dekker heeft het in een tweetal artikelen in de Waarheidsvriend  over “het gat van de kerk” als de “leegte van de middengeneratie…” van 25-45 jaar voor wie “… de betrokkenheid bij de gemeente (even?) op een laag pitje staat”. Die kerkverlating slaat in onze gezindte momenteel extra hard toe, is zijn waarneming. In pastoraat en prediking zou juist aan de vragen van deze middengeneratie recht gedaan moeten worden, omdat de antwoorden op de vragen van deze generatie volgens Dekker uiterst herkenbaar zijn voor iedere kerkganger (zie: ds. W. Dekker, “De kerk op een laag pitje”, in: De Waarheidsvriend d.d. 26 november 2009, pag. 8-9. En: ds. W. Dekker, “Kerk moet terug naar kern”, in: De Waarheidsvriend d.d. 3 december 2009, pag. 6-7). Maar hoe doe je dat?

Ik pik in deze brief maar een paar elementen uit het boek van Dekker; wel de punten die we uitgebreid hebben besproken tijdens de kringavonden. Met Dekker hebben we ons afgevraagd met welke probleemstelling we als kerk vandaag eigenlijk te maken hebben. Daar kwamen we niet echt uit; om eerlijk te zijn. Maar we hebben het wel – mede aan de hand van de hierboven gerefereerde artikelen van Dekker in de Waarheidsvriend – uitgebreid gehad over wat wij nu zien van die generatie van ‘het gat van de kerk’. Ze gaan minder vaak naar de kerk; constateerden we. Daarbij komt dat zij tijdens de werkweek vooral worden opgeslokt door het dagelijkse leven. En om dan de antenne op God gericht te houden…

Met Dekker aansluitend bij Taylor’s definitie van secularisatie kwamen we erop uit dat de moderne mens God vaak ervaart als niet meer dan een optie; voor moderne christenen een aantrekkelijke optie; voor heidenen een optie die er niet meer toe doet. De consequentie daarvan is dat God in de kern van ons dagelijks leven steeds meer naar de rand verschuift en dat we Hem voor dat dagelijks leven niet echt meer nodig hebben. Taylor stelt dat door die vorm van secularisatie ondertussen wel een vacuüm is ontstaan. Andere religies vinden daarin aanknopingspunten, waar wij met óns geloof in de relevantie van God aansluiting bij kunnen zoeken.

Hoewel Dekker zich sterk herkent in de definitie van Tayler van secularisatie, is Dekker het niet eens met deze hoopgevende conclusie. Dat God tot een optie is geworden, geeft juist ruimte om het geloof als een wezensvreemde mantel van onze heidense schouders te werpen; wat we eigenlijk altijd al hadden willen doen. De mens is nog steeds geneigd tot alle kwaad. Hij heeft geen ruimte voor de goede boodschap en wil die nooit meer horen.

Daar staan we dan mooi met lege handen; zou de conclusie kunnen zijn. Want wat geldt voor heidenen geldt net zo goed voor de generatie van ‘het gat in de kerk’; ook voor mijzelf. Toch ziet Dekker nog ruimte voor de vragen van deze middengeneratie en voor een aansluiting bij hun leefwereld. Maar hoe doe je dan recht aan hun vragen, als zij geen ruimte hebben voor de goede boodschap; als die boodschap net als voor alle mensen ook voor christenen van nature wezensvreemd is? Juist hier introduceert Dekker in dit tweede deel van zijn boek Sola Scriptura en Sola Gratia  als de leidende motieven voor de protestantse traditie. Niet de eucharistie (rooms-katholiek), de symbolen (oosters-orthodox) of het charisma (evangelisch), maar het woord en de prediking staan centraal tijdens de eredienst (hoe belangrijk die andere onderdelen van de eredienst vaak ook kunnen zijn). En dat moet vooral zo blijven, vindt Dekker. Daarin fundamenteel verschillend van andere tradities, wordt de prediking in de Protestantse traditie gezien als de bemiddeling tussen God en mensen. In het laatste deel van het boek geeft Dekker voorbeelden van hoe een prediker  aansluiting kan zoeken en vinden bij moderne mensen, bij hun geseculariseerde ziel en bij hun pregnante vragen. Maar in dit tweede deel van het boek gaat het in eerste instantie niet over de rol van de prediker. Daar gaat het primair ook niet over de rol van de hoorder. Primair gaat het in het tweede deel van het boek van Dekker vooral over God en hoe Hij de prediking gebruikt als bemiddeling tussen Hem en Zijn hoorders. Ja, de prediker moet zijn stinkende best doen om aansluiting te zoeken bij de vragen van moderne mensen; alsof het van hem afhangt. En ja, de hoorder doet er goed aan verwachtend naar de kerk te komen en heeft zijn antenne daarop te richten: wat kan ik hier – waar God aanwezig is – ontvangen! Maar het is God die met een kromme stok een rechte slag kan slaan. Hij is aanwezig. Hij wil mensen aanraken (Sola Gratia). En hij wil daarvoor het Woord gebruiken (Sola Scriptura); hoe dan ook.

En juist op dit punt kwamen tijdens de kring verschillen van inzicht boven tafel. Blijkbaar ligt hier de kern van het probleem en wellicht ook de crux van een oplossing. De ethische reflex leek in het verleden altijd te werken, maar die heeft (voorlopig) zijn tijd gehad; is mijn verwachting. Ook de activistische vlucht naar voren (of naar buiten) lijkt me weinig kans van slagen te hebben. Nee, dan volg ik toch liever Dekker die zich focust op de lege handen, waarmee we komen tot God. Ik heb daar best moeite mee om met lege handen naar de kerk te gaan; om te wachten tot de Ander naar mij toekomt en mijn handen vult. Ik doe zo graag zo veel. Ik hou het liever in eigen hand. Ik ben graag actief en bezig om anderen te bereiken. Toch ben ik er ook van overtuigd dat, als christenen vandaag al ergens toerusting voor nodig hebben, dat het dan wel is hoe hij of zij met lege handen verwachting vorm kan geven; hoe ik voor Gods Aangezicht tot rust kan komen in een jachtige wereld die zich voortspoedt naar… ja, waarheen? Wij belijden: naar een nieuwe aarde of naar de verdoemenis. Dekker ziet dan ook niets in de bijna ethische programma’s om stevig in te zetten op de ‘stad op een berg’, zoals geproclameerd door James Kennedy en Stanley Hauerwas; en ik ben dat met hem eens. Volgens Dekker moeten we het niet hebben van massale evangelisatie om zoveel mogelijk mensen te bereiken. ‘Stad op een berg’ zou de kerk zomaar wel kunnen worden, als mensen met lege handen verwachtend God treffen en anderen jaloers worden op de bemiddeling die God teweeg heeft gebracht tussen Hem en zondige mensen beneden; die het zelf ook niet meer weten.

En zo dient zich aan het einde van het tweede deel van het boek van Dekker toch weer een nieuw probleem aan. Want die Middelaar heeft zijn discipelen dan toch maar mooi wel de wereld ingestuurd: “19 Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, 20 en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb.” (Matteüs 28 : 19, 20). Hoe doe je dat als prediker of als evangeliserend christen? Minimaal – zo stelt Dekker in het laatste deel van zijn boek – in het besef dat we het rationeel niet weten en nooit begrijpen zullen; stamelend dus. Toch heeft Jezus hen – toen Hij hen bij wijze van stage alleen achterliet onderaan de berg – gewezen op hun ongeloof: “19 Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met Hem alleen vroegen ze: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 20 Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’” (Matteüs 17 : 19, 20). Ook bij Dekker wordt de trits in zijn boek uiteindelijk compleet: Sola Scriptura, Sola Gratia, Sola Fide.

Tijdens de kringen over ‘Marginaal en missionair, kleine theologie voor een krimpende kerk’ constateerde ik voor mezelf dat de ene generatie de andere niet is. Toch vonden we herkenning bij elkaar. Het hoeft allemaal niet zo verkrampt te gaan als het er helaas ook in de kerk soms aan toegaat. Het hangt niet af van de stad op een berg die wij daar bouwen, maar van de ‘Stad op een berg’ die God daar bouwt.

Kerkenraden,
Dat gebeurt in eerste instantie in de kerk waar God bemiddelt tussen Hemzelf en ons; waar wordt verkondigd dat die bemiddeling allang heeft plaatsgevonden. Toch is het goed om er daarbij mee te rekenen dat we ieder op onze eigen wijze modern mens zijn en blijven. Het zit ‘m niet in de grote programma’s om mensen van buiten de kerk te bereiken. Als kerkmensen met lege handen leren komen en met van Godswege gevulde handen vertrekken, wordt toerusting tot evangelisatie overbodig. En het hangt dan nog steeds niet af van onze programma’s of mensen wel of niet worden toegevoegd.

(S)prekers,
Met Dekker wil ik u oproepen om aandacht te blijven geven aan toerusting tot lege handen (à la Sola Gratia): hoe kunnen we als mensen verwachtend tot God komen? Hoe doe je dat, als je niets kunt doen? Wat betekent genade? En welke rol spelen Gods Geest en ons (on)geloof daarin? Dekker adviseert om de focus daarbij te verschuiven naar de vragen van moderne mensen ((nog) in de kerk) die daaraan zijn gaan twijfelen (om welke reden dan ook) en niet te blijven hangen in de herhaling van een bekende boodschap uit een eigen bijbeltje die u zelf uit de Bijbel bij elkaar hebt gescheurd voor mensen die al vanuit die waarheid leven en kunnen sterven. Mijn overtuiging is met Dekker dat de stamelende antwoorden op de vragen van twijfelaars ook stevige kost vormen voor gelovigen die het allang denken te weten. En mijn overtuiging is ook dat de blaadjes die ik niet uit de Bijbel heb gescheurd vaak een andere nuance belichten die ik nu vanuit mijn eigen hart en leven maar al te graag laat liggen (zoals vroeger andere nuances bleven liggen).

En hoorders, (s)prekers en kerkenraden,
De omvang van de kerk is niet afhankelijk van wat wij denken te kunnen met onze gevulde handen. Wat een opluchting toch: de toekomst is aan God! Dekker mag dat een kleine theologie noemen, ik noem dat de kern van elke waardevolle theologie.

Een (soms te) kritische hoorder en (sporadisch) spreker, Karel J. van der Lelij

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.